zaterdag 30 oktober 2010

Heimwee naar zee

Terug van een weekje Schoorl. Het huis was boven verwachting: ruim (een kelder onder het huis met twee slaapkamers en een immense badkamer, en boven de huiskamer nog een vide met een slaapkamer) en licht (ramen rond het hele huis). En de zee zo dichtbij, tien minuten door de duinen. Soms stond ik al om kwart over acht op het strand, terwijl de rest van de familie nog sliep. De zee als je achtertuin! Nu weer thuis. De stad als m'n achtertuin. Ook fijn, maar toch... Kon vannacht niet slapen. Keelpijn en koorts. Uitwaaien leek een goed idee, lekker opladen voor alle nieuwe uitdagingen. Maar nu ben ik ziek. Van heimwee? Misschien moet ik daar een vestiging van mijn bedrijfje openen. Lekker met de laptop op een duinpan. Maar nu eerst maar weer eens onder de wol.

zondag 17 oktober 2010

Rosé in Neck

En daar stond ik weer, gisteren, op de tennisbaan. We moesten 'uit' tegen Tennisvereniging Neckslag. Lugubere naam wel, Neckslag, maar toen bleek waar we heen moesten, begrepen we het iets beter. De tennisclub lag in het plaatsje Neck... Nooit van gehoord. Maar het bleek bij Purmerend te liggen.En zo kom je nog eens ergens, als competitiespeler. Het lag landelijk en dan letterlijk: prachtige banen midden tussen de weilanden. Maar het was koúd! En het waaide hárd. Zo hard dat de ballen alle kanten op vlogen. Met tennis had het verder weinig te maken. En ook deze keer leverde ik weer een waar gevecht met mezelf. Als iemand geluiden uit mijn binnenste had kunnen opvangen (godzijdank zijn ze nog niet zover), had 'ie zoiets kunnen horen als: "Ik raak geen bal, ze zullen wel denken, wat doét die hier op dit niveau". "Kom op, stel je niet aan, dit doe je voor je plezier, weet je nog". "Doe niet zo zenuwachtig, dit gaat helemaal nergens over". "Als ik de hele dag zo verkrampt blijf staan spelen, stop ik ermee. Dan ga ik alleen nog maar recreatief tennissen". Maar toen we vóór kwamen, kwam er iets meer ruimte voor andere gedachten: "Hè, hè, zie je wel ik kán dit wel". "Met dit weer was ik anders niet buiten geweest, moet je maar denken" en: "Straks ben ik weer veilig thuis en heeft F. lekker gekookt, en zit ik met een glas wijn op de bank! Wat er ook gebeurt." En toen we wonnen (de beide dubbels en de beide mixen), was ik de ellende gauw weer vergeten. Helemaal toen we in de zon, uit de wind, aan de rosé gingen, met de 'competitieschaal' in het midden (bitterballen, vlammetjes, kaas, ossenworst, augurken). En de gesprekken en het gelach over de tafel vlogen. Zomaar gelukkig op de tennisbaan van Neck. Volgend jaar schrijf ik me dus weer in voor de competitie! Als ze nog behoefte hebben aan een stresskip, ben ik erbij. 

zaterdag 9 oktober 2010

Getallen

Mistig was het, afgelopen donderdag, 7 oktober. Zo mistig dat ik op de weg van Amsterdam naar Friesland tussen Almere en Lelystad een uur van de weg af ben gegaan, en bijna niet verder durfde rijden. Het kon toch niet de bedoeling zijn dat ik het loodje zou leggen nu ik na eenentwintig jaar eindelijk de moed had om een graf te bezoeken. Het graf van mijn vader. Tweeënhalf uur deed ik er uiteindelijk over om in W. te komen. Het dorp waar mijn ouders drie jaar woonden, toen mijn vader onverwacht overleed. Het dorp waar mijn moeder nog zeventien jaar zou wonen, maar waar ik al ruim vijftien jaar geen voet meer heb gezet. Ik herkende hier en daar wel wat (de brug, de molen, het huis), maar het meeste kwam me onbekend voor. Dat kerkje, stond dat er altijd al? Die huizen aan het water; wat is het hier eigenlijk mooi, was dat toen ook? Waarom kon ik die dingen in godsnaam nu pas zien? Nou ja, eigenlijk weet ik het wel, waarom. Maar het was schokkend om tussen mezelf van toen en mezelf van nu eenentwintig jaar te weten. Wat een lange reis.
Na de koffie in W. (wachtend op het optrekken van de mist, vermomd als toerist met camera, stiekem hopend dat ik niet te zeer op mijn moeder leek om vragen uit te lokken), reed ik naar de begraafplaats, die ergens op de weg naar B. moest zijn. Ik vond het al snel, maar realiseerde me ineens dat ik nog geen bloemen bij me had. Op naar het plaatsje B. dan maar. Maar toen ik daar eenmaal langs de slager (een onsje rosbief alstublieft) en de bakker (een pistoletje graag) was geslenterd, bleek de bloemist dicht. Het was kwart over twaalf. Helemaal vergeten, ik was in een dorp: winkels sluiten er net als in Frankrijk tussen de middag. Dus moest ik nóg een uur wachten. Toen de bloemist eindelijk open was, wist ik ineens helemaal niet wat ik mee wilde nemen. Eén roos? Nee te weinig. Drie dan, maar hoezo? En toen wist ik het: eenentwintig rozen. Voor al die jaren dat hij dood was. Voor al die jaren dat het me had gekost om het te aanvaarden één. En toen stond ik er ineens. Oog in oog met een grote marmeren steen, op een kleine begraafplaats tussen de weilanden, ergens in Friesland. Met daarop de naam van mijn vader en de datum: 7 oktober 1989. Nu pas was het werkelijk waar. Nu pas was hij echt dood. Nu pas kon ik erom huilen. Sorry pa, dat het zo lang moest duren. Ik kom vanaf nu elk jaar even bij je langs, beloofd!